Image

BV, CV en NV – Betreffen rechten verbonden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder soortrechten?

19/04/2024

Advies 2023/006

1. Vraagstelling:

Is de toekenning van specifieke rechten die verbonden zijn aan de persoon of hoedanigheid van een aandeelhouder een verschijningsvorm van soortrechten?

Is het toegelaten om in de statuten van een BV of NV specifieke rechten toe te kennen die verbonden zijn aan de persoon of hoedanigheid van een aandeelhouder, naar analogie met wat is bepaald voor de CV?

Welke procedure dient in voorkomend geval te worden nageleefd voor de invoering en afschaffing? Is de procedure van de artikelen 5:102, 6:87 en 7:155 WVV van toepassing?

2. Toepasselijke wetsbepalingen:

Art. 5:48 WVV:

Wanneer aan één of een reeks aandelen andere rechten zijn verbonden dan aan andere aandelen uitgegeven door dezelfde vennootschap, dan maakt elk van dergelijke reeksen een soort uit ten opzichte van de andere reeksen van aandelen. Aandelen met verschillend stemrecht, evenals aandelen zonder stemrecht, vormen steeds aparte soorten.

Art. 5:102, eerste en derde lid, WVV:

De algemene vergadering kan, niettegenstaande andersluidende statutaire bepaling, de uitgifte van nieuwe soorten van aandelen goedkeuren, één of meer soorten afschaffen, de rechten verbonden aan een soort van aandelen gelijkstellen met de rechten van een andere soort, of de rechten verbonden aan een soort rechtstreeks of onrechtstreeks wijzigen. De uitgifte van nieuwe aandelen die niet evenredig aan het aantal uitgegeven aandelen binnen elke soort gebeurt, is een wijziging van de rechten verbonden aan elke soort.

[…]

Elke wijziging van de rechten verbonden aan één of meerdere soorten vereist een statutenwijziging, waarbij de beslissing binnen elke soort moet worden genomen met naleving van de aanwezigheids- en meerderheidsvereisten voorgeschreven voor een statutenwijziging, en moet elke houder van ondereffecten worden toegelaten tot de besluitvorming en de stemming in de betrokken soort, waarbij de stemmen worden geteld op basis van één stem voor het kleinste ondereffect.”

Art. 6:46, tweede lid WVV:

De specifieke rechten die aan een aandeelhouder toekomen op grond van een bepaalde hoedanigheid zonder dat zij betrekking hebben op specifieke aandelen geven geen aanleiding tot soortvorming.

Art. 6:87, eerste en derde lid, WVV (cf. art. 5:102 WVV)

Art. 7:60 WVV (cf. art. 5:45 WVV)

Art. 7:155, eerste en derde lid, WVV (cf. art. 5:102 WVV)

3. Relevante rechtsleer:

K. BYTTEBIER, P. PIU en S. ROELAND, Corporate Governance – eigendom, bestuur en controle van vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 2003, p. 158, nr. 383;

B. CALLEWIER, “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 1995-1996, p. 16;

H. De Wulf, “Uitgifte en overdracht van aandelen bij BV en NV” in BCV (ed.), Het ontwerp Wetboek van vennootschappen en verenigingen – Le projet de Code des sociétés et associations, Brussel, Larcier, 2018, pp. 192-193;

H. De Wulf en M. Wyckaert, “Effecten bij BV, NV en CV: categorieën, soorten, overdracht, uitgifte en inkoop”, in H. De Wulf en M. Wyckaert (eds.), Het WVV doorgelicht, Brussel, Intersentia, 2021, p. 113;

A. François en M. Verbeke, “Enkele (nieuwe) technieken om via afspraken (in een aandeelhoudersovereenkomst of de statuten) minderheidsdeelname aan het bestuur te creëren”, in R. Houben, N. Goossens en C.-A. Leunen (eds.), Liber amicorum Jean-Pierre Blumberg, Brussel, Intersentia, 2021, p. 226;

J. Pattyn, “Goede afspraken maken goede aandeelhouders”, Not.Fisc.M. 2015, afl. 6, p. 179;

O. RALET, “Les conventions d’actionnaires”, D.A.O.R. 1986-87, p. 377;

B. Tilleman en K. Dewaele, Bestuur van vennootschappen in Recht en onderneming, Brugge, die Keure, 2022, p. 113;

D. Willermain, “Les actions et le capital dans la société anonyme : réexamen de thèmes classiques à la lumière du CSA”, TRV 2020, afl. 2, p. 133;

M. Wyckaert, Kapitaal in de NV en BVBA – Vermogens-en kapitaalvorming door inbreng rechten en plichten van vennoten, Kalmthout, Biblo, 1995, p. 534;

Zie ook: wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119-1, p. 249.

4. Kadering van de problematiek:

In de rechtsleer worden de volgende strekkingen verdedigd over deze problematiek.

Eerste strekking

Volgens de eerste strekking leidt een wijziging in de statuten van rechten verbonden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder wel degelijk tot soortvorming[1].

Deze strekking motiveert dit door te stellen dat de memorie van toelichting bij het WVV lijkt te impliceren dat voordrachtrechten verbonden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder soortrechten zijn[2].

Tweede strekking

Volgens de tweede strekking, leidt een wijziging in de statuten van rechten verbonden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder niet tot soortvorming.

Deze strekking argumenteert dat art. 5:102 WVV (en analoge bepalingen) enkel rechten verbonden aan aandelen uitdrukkelijk viseert[3]. Sommige auteurs voegen toe dat het WVV zelfs uitdrukkelijk bepaalt – zij het enkel voor de CV – dat een wijziging van specifieke rechten toegekend aan een aandeelhouder op grond van een bepaalde hoedanigheid, niet leidt tot soortvorming[4].

Deze auteurs merken tevens op dat de omschrijving in de memorie van toelichting te beknopt is om er uit af te leiden dat rechten verbonden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder zouden kwalificeren als soortrechten[5]. De memorie verwijst namelijk niet uitdrukkelijk naar het onderscheid tussen rechten verbonden aan aandelen en rechten verbonden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder[6].

5. Bespreking

Het is belangrijk om na te gaan of de rechten opgenomen in de statuten zijn verbonden aan de aandelen of aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder. Als in de statuten de rechten (bv. voordrachtrechten) verbonden worden aan bepaalde aandelen, dan is het duidelijk dat dit aanleiding geeft tot soortvorming[7].

De problematiek betreft bijgevolg enkel de vraag of het in de BV en NV mogelijk is om rechten (bv. voordrachtrechten) in de statuten te verbinden aan de persoon of hoedanigheid van de aandeelhouder, zonder beroep te doen op soortvorming door deze rechten niet (tegelijkertijd) te verbinden aan de aandelen zelf.

Theoretisch kan men hier twee types van rechten verbonden aan de aandeelhouder onderscheiden: rechten verbonden aan één of meer aandeelhouders die zich in bepaalde omstandigheden bevinden of voldoen aan bepaalde voorwaarden of hoedanigheden (hoedanigheidsgebonden rechten), enerzijds, en rechten verbonden aan de persoon van een specifieke aandeelhouder, waarbij de aandeelhouder ad nominatim wordt genoemd in de statuten (persoonsgebonden rechten), anderzijds. Er is geen reden om deze situaties afzonderlijk te behandelen en het is in de praktijk zelfs mogelijk dat beide ‘soorten’ rechten met elkaar overlappen (bijv. indien op voorhand vaststaat dat slechts één persoon kan voldoen aan de opgenomen voorwaarden).

Er zijn gekende voorbeelden van dergelijke rechten in het WVV en in de praktijk. Het loyauteitsstemrecht in genoteerde vennootschappen (art. 7:53 WVV) leidt niet tot soortvorming omdat het inherent verbonden is aan de hoedanigheid van de aandeelhouder. Van voordrachtrechten werd dit eveneens aangenomen vóór de invoering van het WVV (en waarvan de memorie bij het WVV aldus nu afwijkt)[8].

Er kan niets afgeleid worden uit het feit dat het WVV enkel voor de CV uitdrukkelijk heeft bepaald dat de toekenning van specifieke rechten aan de aandeelhouder, zonder dat deze rechten aan de aandelen zijn verbonden zijn, geen aanleiding geeft tot soortvorming. Men moet zich in het WVV hoeden voor a contrario redeneringen. Dat de wetgever dergelijke precisering uitsluitend voor de CV heeft ingevoerd, lijkt louter indicatief van de praktijk te zijn, nu dergelijk rechten in deze wettelijke vorm zeer frequent voorkomen. Dat betekent op zich niet dat de onderliggende regel niet ook kan gelden voor de BV en de NV. 

De in de eerste strekking geciteerde passage van de memorie van toelichting is evenmin voldoende duidelijk om te weerhouden als onomstotelijk bewijs van de bedoeling van de wetgever terzake, nu zij niet uitdrukkelijk aangeeft de voorliggende hypothese te viseren.

Het verbinden van specifieke rechten aan de persoon of hoedanigheid van aandeelhouders betreft geen omzeiling van een dwingende procedure (soortvorming), nu de rechtsgevolgen van beide mechanismen niet dezelfde zijn. Zo nemen de bijzondere rechten van de aandeelhouder een einde wanneer deze de vereiste hoedanigheid verliest en kan hij deze niet overdragen samen met de aandelen. Dit is uiteraard anders bij soorten aandelen, waarbij de bijzondere rechten wel worden overdragen of overgaan samen met de overdracht of overgang van de desbetreffende aandelen.

Indien men deze persoons- of hoedanigheidsgebonden rechten echter toch zou willen statutair modeleren om deze mee overdraagbaar te maken samen met het aandeel, dient te worden geconcludeerd dat de rechten niet werkelijk verbonden zijn aan de aandeelhouder, maar wel degelijk aan het aandeel, zodat de procedure van soortvorming alsnog van toepassing wordt.

Als afwijking van het basisprincipe van gelijke behandeling van de aandeelhouders kan, bij gebrek aan andersluidende wettelijke bepaling, het toekennen van een persoons- of hoedanigheidsgebonden recht enkel worden ingevoerd in de statuten met unanimiteit van alle aandeelhouders, zodat zij met kennis van zaken kunnen verzaken aan de gelijkheid.

Minder duidelijk is hoe deze rechten, eens zij bestaan, kunnen worden gewijzigd of afgeschaft. Minstens lijkt de instemming vereist van de aandeelhouder wiens bijzondere rechten worden beperkt door de beslissing. Aangezien de afschaffing of vermindering van de desbetreffende rechten een terugkeer naar de gelijke behandeling of een grotere gelijke behandeling van de aandeelhouders betekent, kan deze beslissing worden genomen met de meerderheid onder de aandeelhouders voor de statutenwijziging, tenzij de statuten een strengere meerderheid opleggen.

Men dient hier voldoende aandacht aan te besteden wanneer men overweegt dergelijke statutaire rechten in te voeren. Ook andere aspecten verdienen voorafgaande reflectie. Bij rechten die ad nominatim worden toegekend, dient men bijvoorbeeld duidelijk te bepalen wat het lot is van deze rechten indien de betrokkene niet langer aandelen bezit in de vennootschap. Het is niet gezegd dat dit mechanisme uiteindelijk eenvoudiger is dan de naleving van de procedure van de soortvorming.

6. Besluit

De tweede strekking, die stelt dat een wijziging in de statuten van rechten verbonden aan de persoon of de hoedanigheid van de aandeelhouder niet tot soortvorming leidt,  overtuigt op juridisch vlak, gelet op het feit dat de wet duidelijk het toepassingsgebied afbakent van de procedure van soortvorming en uit de memorie van toelichting er geen duidelijke andersluidende overwegingen kunnen worden afgeleid. Er is ook geen andere wettelijke bepaling die de procedure van soortwijziging voor de BV en de NV uitbreidt tot de toekenning van rechten verbonden aan de persoon of de hoedanigheid van aandeelhouders .

De specifieke rechten die worden verbonden aan de persoon of de hoedanigheid van één of meer aandeelhouders betreffen geen soortrechten, noch in de CV, noch in de BV of NV, nu zij niet verbonden zijn aan de aandelen en andere rechtsgevolgen kennen.

Wanneer men deze specifieke persoons- of hoedanigheidsgebonden rechten invoert, wijzigt of afschaft, moet de procedure inzake soortvorming niet toegepast worden, noch in de CV, noch in de BV of NV.

Uiteraard is het mogelijk om een gelijkaardig resultaat te bekomen via soortvorming, doch bij het kiezen voor de ene of de andere optie, zal men de daaraan verbonden rechtsgevolgen moeten aanvaarden. Zo zullen bij soortvorming de toegekende rechten verbonden zijn aan de aandelen zelf en zullen zij de aandelen volgen bij overdracht of overgang. Bij toekenning van rechten aan de persoon van de aandeelhouder of diens hoedanigheid, zullen deze een einde nemen het verlies van zijn hoedanigheid en eventueel bij de overdracht of overgang van zijn aandelen.

Aangezien de toekenning van rechten verbonden aan de persoon van de aandeelhouder raakt aan de fundamentele gelijkheid tussen de aandeelhouders, is de unanimiteit vereist van alle aandeelhouders.

Hiertoe moet de algemene vergadering in staat zijn te beslissen met volledige kennis van zaken. Het verdient daarom zeer sterke aanbeveling dergelijke statutaire clausule voldoende gedetailleerd uit te werken teneinde misverstanden, interpretatieproblemen of onvoorziene gevolgen te vermijden.

De beperking of afschaffing van deze rechten zal in ieder geval de instemming behoeven van de betrokken aandeelhouder. Aangezien de beperking of afschaffing van de rechten in principe een terugkeer betekent naar grotere/de gelijkheid tussen de aandeelhouders, kan deze beslissing voor het overige genomen worden met de gekwalificeerde meerderheid van de statutenwijziging, tenzij de statuten een strengere meerderheid opleggen.


[1]H. De Wulf en M. Wyckaert, “Effecten bij BV, NV en CV: categorieën, soorten, overdracht, uitgifte en inkoop”, in H. De Wulf en M. Wyckaert (eds.), Het WVV doorgelicht, Brussel, Intersentia, 2021, p. 113; H. De Wulf, “Uitgifte en overdracht van aandelen bij BV en NV” in BCV (ed.), Het ontwerp Wetboek van vennootschappen en verenigingen – Le projet de Code des sociétés et associations, Brussel, Larcier, 2018, pp. 192-193.

[2] Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119-1, p. 249.

[3]A. François en M. Verbeke, “Enkele (nieuwe) technieken om via afspraken (in een aandeelhoudersovereenkomst of de statuten) minderheidsdeelname aan het bestuur te creëren”, in R. Houben, N. Goossens en C.-A. Leunen (eds.), Liber amicorum Jean-Pierre Blumberg, Brussel, Intersentia, 2021, p. 226; J. Pattyn, “Goede afspraken maken goede aandeelhouders”, Not.Fisc.M. 2015, afl. 6, p. 179; D. Willermain, “Les actions et le capital dans la société anonyme : réexamen de thèmes classiques à la lumière du CSA”, TRV 2020, afl. 2, p. 133; Cf. M. Wyckaert, Kapitaal in de NV en BVBA – Vermogens-en kapitaalvorming door inbreng rechten en plichten van vennoten, Kalmthout, Biblo, 1995, p. 534.

[4] Art. 6:46, tweede lid WVV; B. Tilleman en K. Dewaele, Bestuur van vennootschappen in Recht en onderneming, Brugge, die Keure, 2022, p. 113.

[5] Zie voetnoot 733 van B. Tilleman en K. Dewaele, Bestuur van vennootschappen in Recht en onderneming, Brugge, die Keure, 2022, p. 113.

[6] Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119-1, p. 249.

[7] A. François en M. Verbeke, “Enkele (nieuwe) technieken om via afspraken (in een aandeelhoudersovereenkomst of de statuten) minderheidsdeelname aan het bestuur te creëren”, in R. Houben, N. Goossens en C.-A. Leunen (eds.), Liber amicorum Jean-Pierre Blumberg, Brussel, Intersentia, 2021, p. 226.

[8] Zie o.m. K. Byttebier, P. Piu en S. Roeland, Corporate Governance – eigendom, bestuur en controle van vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 2003, 158, nr. 383; B. Callewier, “Statutaire clausules bij de benoeming van bestuurders”, Jura Falc. 1995-1996, 16; O. Ralet, “Les conventions d’actionnaires”, D.A.O.R. 1986-87, p. 377.