Image

Buitengewone algemene vergadering BV/CV/NV – Zorgvolmachten en algemene vergadering

17/05/2024

Advies 2024/001

1. Vraagstelling

Het vennootschapsrecht kent wettelijke en statutaire beperkingen aan de mogelijkheid om zich te laten vertegenwoordigen op de algemene vergadering van een vennootschap via volmacht. Zo is er enerzijds bijvoorbeeld artikel 7:142 WVV dat in de naamloze vennootschap stelt dat volmachten beperkt moeten gegeven zijn voor een of meer specifieke vergaderingen of voor de vergaderingen die gedurende een bepaalde periode worden gehouden. Anderzijds kunnen de statuten van vennootschappen bijvoorbeeld bepalen dat geen volmacht kan worden verleend of dat die enkel kan worden verleend aan andere aandeelhouders

Zorgvolmachten zijn een buitengerechtelijke maatregel die erop gericht is anticipatief een toekomstige onbekwaamheid te ondervangen. Als zodanig vermelden zij vaak in hun toepassingsgebied de deelname aan en uitoefening van het stemrecht op de algemene vergaderingen van vennootschappen. Hoe verhoudt zich dit tot de regels die in het vennootschapsrecht gelden voor de delegatie van het stemrecht op de algemene vergadering via gewone volmachten?

Meer bepaald luidt de vraag of zorgvolmachten beschouwd moeten worden als gemeenrechtelijke volmachten in de zin van deze geviseerd door de voormelde statutaire en wettelijke bepalingen, en die dus dezelfde beperkingen dienen te ondergaan, dan wel of zij dienen te worden beschouwd als een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel waarbij de in de zorgvolmacht aangewezen lasthebber optreedt in een hoedanigheid die aansluit bij deze van een wettelijke of gerechtelijke vertegenwoordiger voor wie de voormelde beperkingen niet gelden.

2. Toepasselijke wetsbepalingen:

Art. 5:82 WVV:

Wanneer de vennootschap slechts één aandeelhouder telt, oefent hij de bevoegdheden uit die aan de algemene vergadering zijn toegekend. Hij kan die niet overdragen”.

Art. 5:95 WVV:

Tenzij de statuten anders bepalen, mogen de aandeelhouders zich door een lasthebber, die geen aandeelhouder moet zijn, laten vertegenwoordigen. De statuten kunnen de aandeelhouders toelaten hun stem vooraf schriftelijk uit te brengen.

Een schriftelijk uitgebrachte stem of een verleende volmacht blijven geldig voor elke volgende algemene vergadering in de mate waarin daarop dezelfde agendapunten worden behandeld, tenzij de vennootschap op de hoogte wordt gesteld van een overdracht van de betrokken aandelen”.

Art. 6:80 WVV (idem art. 5:95 WVV).

Art. 7:142 WVV:

Alle stemgerechtigde aandeelhouders kunnen in persoon of bij volmacht stemmen.

Onder volmacht moet worden verstaan de door een aandeelhouder aan een natuurlijke of rechtspersoon verleende machtiging om sommige of alle rechten van die aandeelhouder in de algemene vergadering in zijn naam uit te oefenen.

Onverminderd artikel 7:145, eerste lid, 1°, kan deze machtiging worden gegeven voor een of meer specifieke vergaderingen of voor de vergaderingen die gedurende een bepaalde periode worden gehouden.

De volmacht die voor een bepaalde vergadering wordt gegeven, geldt voor de opeenvolgende vergaderingen met dezelfde agenda.

De volmachtdrager geniet dezelfde rechten als de aldus vertegenwoordigde aandeelhouder, en inzonderheid het recht om het woord te voeren, om vragen te stellen tijdens de algemene vergadering en om er het stemrecht uit te oefenen”.

Art. 490, eerste t.e.m. derde lid, Oud BW:

De bijzondere of algemene lastgeving verleend door een wilsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige persoon waarvoor geen enkele beschermingsmaatregel werd getroffen als bedoeld in artikel 492/1, en die in het bijzonder tot doel heeft om voor hem een buitenrechterlijke bescherming te regelen, en de beëindiging van deze lastgeving krachtens het vijfde lid worden geregistreerd in het centraal register dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.

Het verzoek tot registratie gebeurt door de neerlegging van een voor eensluidend verklaard afschrift van de overeenkomst ter griffie van het vredegerecht van de verblijfplaats van de lastgever en subsidiair van zijn woonplaats, of door tussenkomst van de notaris die de lastgevingsovereenkomst heeft opgesteld.

In deze overeenkomst kunnen een aantal beginselen worden opgenomen die de lasthebber bij de uitoefening van zijn opdracht in acht moet nemen.

[…]”

 Art. 490/1, §§2 en 3, Oud BW:

§ 2. De vrederechter kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de lastgever, de lasthebber, iedere belanghebbende evenals de procureur des Konings, een beslissing treffen omtrent de uitvoering van de lastgeving.

Ingeval de vrederechter vaststelt dat de lastgever zich bevindt in de toestand als bedoeld in artikel 488/1 of 488/2, dat de lastgeving beantwoordt aan het belang van de lastgever en dat de lasthebber zijn opdracht heeft aanvaard, beveelt hij dat de lastgeving geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 490/2. De beslissing wordt bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de verzoeker, de lastgever en de lasthebber.

In het tegenovergestelde geval kan de vrederechter, bij een met bijzondere redenen omklede beschikking, met toepassing van artikel 492/1 een rechterlijke beschermingsmaatregel bevelen die de lastgeving geheel of gedeeltelijk beëindigt, of daarbovenop komt.

§ 3. De lasthebber beoordeelt het tijdstip waarop de lastgever komt te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 488/1 of 488/2, in voorkomend geval, overeenkomstig hetgeen wordt bepaald in de lastgevingsovereenkomst bedoeld in artikel 490. Deze beoordeling is tegenstelbaar aan een derde te goeder trouw”.

Art. 490/2 Oud BW:

§ 1. Behoudens andersluidende wettelijke bepaling is de in artikel 490 bedoelde lastgeving onderworpen aan de artikelen 1984 tot 2010.

Bij de uitvoering van zijn opdracht neemt de lasthebber, voor zover mogelijk, de door de lastgever overeenkomstig artikel 490, derde lid, opgegeven beginselen in acht.

De lasthebber betrekt de lastgever zoveel mogelijk en in verhouding tot diens begripsvermogen bij de uitoefening van zijn opdracht. Hij pleegt bij de uitvoering van zijn opdracht op regelmatige tijdstippen en ten minste eenmaal per jaar overleg met de lastgever en, in voorkomend geval, de door de lastgever aangewezen personen.

Wanneer de belangen van de lasthebber in strijd zijn met die van de lastgever, stelt de vrederechter, ambtshalve of op verzoek van de lastgever of iedere belanghebbende, een lasthebber ad hoc aan.

De gelden en de goederen van de lastgever worden volledig en duidelijk afgescheiden van het persoonlijke vermogen van de lasthebber. De banktegoeden van de lastgever worden op zijn naam ingeschreven.

Heeft de lastgever meerdere lasthebbers aangewezen, dan worden de geschillen tussen hen beslecht in het belang van de lastgever, na getracht te hebben het standpunt van de partijen dichter bij elkaar te brengen overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 2. De vrederechter kan te allen tijde de bijzondere of algemene lastgeving bedoeld in artikel 490 geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien de wijze waarop de lasthebber de opdracht uitvoert van die aard is dat de belangen van de lastgever in het gedrang komen. Hij kan deze lastgeving geheel of gedeeltelijk vervangen door rechterlijke beschermingsmaatregelen die beter overeenstemmen met de belangen van de lastgever. Hij kan de tenuitvoerlegging van de lastgeving of de uitoefening van de bevoegdheden van de lasthebber onderwerpen aan dezelfde vormvereisten als degene die van toepassing zijn op de rechterlijke beschermingsmaatregelen.

De vrederechter kan ofwel ambtshalve, ofwel op verzoek van enige belanghebbende of van de procureur des Konings, uitspraak doen over de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of over de bevoegdheden van de lasthebber. In geval van niet-naleving van de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of van de bevoegdheden van de lasthebber, gelden dezelfde sancties als degene waarin is voorzien voor een rechterlijke beschermingsmaatregel.

§ 3. De buitengerechtelijke beschermingsmaatregel neemt een einde :

1° ingeval niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 488/1 en 488/2;

2° door de registratie van de opzegging van de lastgeving door de lasthebber overeenkomstig artikel 490, vijfde lid;

3° door de registratie van de herroeping van de lastgeving door de lastgever overeenkomstig artikel 490, vijfde lid;

4° door het overlijden van de lastgever of van de lasthebber of door diens plaatsing onder een rechterlijke beschermingsmaatregel, overeenkomstig artikel 492/1;

5° door een beslissing van de vrederechter genomen overeenkomstig § 2 of artikel 490/1, § 2, derde lid”.

3. Relevante rechtsleer

E. CALLENS, “Aanwending van de zorgvolmacht in de context van (patrimonium)vennootschappen: meer zorgen dan macht», TEP, 2018, p. 224 à 238.

A. SPRUYT en E. SPRUYT, “De intelligente zorgvolmacht: instrument van voorzienigheid en successieplanning”, in H. DE CNIJF en L. MAES (EDS.), Fiscaal Praktijkboek 2023-2024. Indirecte Belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, 2023, p. 314-322 en p. 360-361.

F. TAINMONT, J. FONTEYN, C. LIESENBERG, en P. RAEPSAET, “Le contenu du mandat extrajudiciaire et les pouvoirs du mandataire” in J. Sosson, (dir.), La protection extrajudiciaire et judiciaire des majeurs vulnérables, , Brussel, Larcier, 2021, p. 187-189.

E. VAN DEN EEDEN, “Rol van de bewindvoerder”, in K. Rotthier, T. Wuyts, E. Van Den Eeden, J. Bogaert, Handboek bescherming wilsonbekwamen. Zorgvolmacht en bewind na de wet van 21 december 2018, Antwerpen, Kluwer, 2019, p. 367, nr. 993.

V. VANDERHULST en H. GORET, “10 jaar zorgvolmacht”, Not. Fisc. M. 2023, p. 293-294.

A. WYLLEMAN, “Art. 489 Oud BW”, in X., Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, Art. 489 – 9-12.

A. WYLLEMAN, “Art. 490 Oud BW”, in X., Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, Art. 490 – 3.

4. Kadering van de problematiek

In de rechtsleer en praktijk worden de volgende strekkingen verdedigd over deze problematiek[1].

Eerste strekking

Volgens de eerste strekking geldt het vennootschapsrecht als lex specialis ten aanzien van de regeling betreffende de zorgvolmacht, zodat voorrang moet worden gegeven aan de regels van het vennootschapsrecht. Deze strekking maakt, in navolging van de vennootschapsrechtelijke regels terzake, een onderscheid tussen de situatie in de NV en de situatie in de BV en CV.

a) In de naamloze vennootschap

De mogelijkheid om met zorgvolmachten te werken is volgens deze stelling onduidelijk voor wat de naamloze vennootschap betreft. Voor de naamloze vennootschap bepaalt artikel 7:142 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met name dat een volmacht slechts “kan worden gegeven voor één of meer specifieke vergaderingen of voor de vergaderingen die gedurende een bepaalde periode worden gehouden”.

Volgens deze bepaling kan een aandeelhouder zijn rechten in een naamloze vennootschap dus niet voor onbepaalde tijd delegeren. Sommige auteurs[2] leiden uit deze bepaling af dat zorgvolmachten binnen een naamloze vennootschap geen uitwerking kunnen hebben. E. Callens verduidelijkt terzake dat de wetgever hiermee “af[wijkt] van het gemeen lastgevingsrecht, waar een lastgeving voor onbepaalde duur wel mogelijk is. Allicht wilde de wetgever met deze regeling voorkomen dat de fundamentele vergaderrechten van de aandeelhouders zouden worden ondergraven[3].

Bij de analyse van de parlementaire voorbereiding van de wet van 17 maart 2013 stellen deze auteurs vast dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met de praktische toepassing van de zorgvolmacht in het vennootschapsrecht.

Voor deze auteurs lijkt het moeilijk om langs de ene kant de onmogelijkheid voor een aandeelhouder om permanent vertegenwoordigd te zijn op algemene vergaderingen op basis van een mandaat van gemeen recht, en tegelijkertijd de mogelijkheid om vertegenwoordigd te zijn op basis van een zorgvolmacht die over het algemeen een uitbreiding is van een mandaat van gemeen recht, met elkaar te verzoenen.

Hoewel zowel de wet van 17 maart 2013 als het Wetboek van vennootschappen en verenigingen beiden een lex specialis zijn ten opzichte van het gemeen lastgevingsrecht, is deze rechtsleer van mening dat het WVV, voor zover deze meer specifiek het geval van algemene aandeelhoudersvergaderingen regelt, voorrang moet hebben op de algemene beginselen die zijn vastgelegd in de wet van 17 maart 2013, voor zover deze laatste bedoeld zijn om algemeen en voor onbepaalde tijd te worden toegepast. 

b) In de besloten vennootschap en de coöperatieve vennootschap

In het geval van de besloten vennootschap en de coöperatieve vennootschap, is de burgerrechtelijk doctrine met betrekking tot de zorgvolmacht van mening dat het een bedrijfscontinuïteitsinstrument is in het vennootschapsrecht, dat bedoeld is om de lasthebber in staat te stellen de rechten van de lastgever uit te oefenen binnen de vennootschappen waarin deze laatste aandeelhouder is.[4] Volgens deze doctrine heeft het WVV – gelet op het gebrek aan wettelijke beperkingen ter zake – geen bezwaar tegen de vertegenwoordiging van een aandeelhouder op een algemene vergadering in het geval van besloten vennootschappen en coöperatieve vennootschappen. De mandaathouder zal dus de rechten van de aandeelhouder-mandaatgever van een dergelijke vennootschap kunnen uitoefenen, met inbegrip van deelname aan de algemene vergadering, ondervraging van de bestuurders en stemming.[5]

Deze wijze van vertegenwoordiging zou de aandeelhouder in staat stellen om in grote mate de controle over de vennootschap te behouden, aangezien de belangrijkste beslissingen met betrekking tot de vennootschap door de algemene vergadering van aandeelhouders moeten worden genomen.[6]

Tweede strekking

Volgens de tweede strekking moet de regeling omtrent de zorgvolmacht als lex specialis ten opzichte van het vennootschapsrecht gelden.

“Zorgvolmacht” is een praktische benaming die wordt gegeven aan wat juridisch een maatregel van buitengerechtelijke bescherming[7] is.

Volgens deze rechtsleer[8] moet de ratio legis die heeft geleid tot de invoering van het instrument van de zorgvolmacht prevaleren boven de regels van het vennootschapsrecht, zowel in NV’s als in BV’s en CV’s.

Deze auteurs verduidelijken dat “het een aanzienlijk deel van het nuttige effect van dergelijk mandaat zou ontnemen indien het als onwerkzaam wordt beschouwd in de context van naamloze vennootschappen, precies wanneer dergelijke vennootschappen bedoeld zijn om een heterogene, brede en onpersoonlijke aandeelhoudersbasis te hebben. De naamloze vennootschap is, er zij aan herinnerd, het klassieke voorbeeld van een kapitaalvennootschap“.[9] De niet-toepasselijkheid van de zorgvolmacht in de context van een naamloze vennootschap zou dus uiteindelijk betekenen dat het geen nuttig effect meer zou hebben en zou in dit geval de benoeming van een door de rechtbank aangestelde bewindvoerder vereisen in geval van onbekwaamheid van de aandeelhouder-lastgever.

Ook iets meer terughoudende rechtsleer sluit zich aan bij deze zienswijze:  “De vraag is of men bij de toepassing van de lastgeving als buitengerechtelijke bescherming in deze context niet een ruime interpretatie mag verdedigen en stellen dat een dergelijke lastgeving die voor onbepaalde duur en dus tot het einde van het leven van de lastgever zal gelden, maar steeds herroepbaar is door deze zelfde lastgever, ook voor de uitoefening van zijn bevoegdheden als aandeelhouder op de algemene vergadering van een naamloze vennootschap moet kunnen worden aangewend.[10]

5. Bespreking

Het vertrekpunt van de redenering is te begrijpen wat nu juist de draagwijdte is van een zorgvolmacht en van de situatie bij afwezigheid van dergelijke volmacht.[11]

WYLLEMAN vat het goed samen: “De lastgeving die bedoeld is om als buitengerechtelijke bescherming uitwerking te krijgen, onderscheidt zich formeel van een gemeenrechtelijke lastgeving door een aantal vormvereisten die opgenomen zijn in artikel 490 Oud BW. Door deze vormvereisten na te leven, maakt de lastgever aan de buitenwereld duidelijk dat hij uitdrukkelijk wil dat deze lastgeving ook zal gelden indien hij komt te verkeren in een staat zoals bedoeld in artikel 488/1 of artikel 488/2 Oud BW.[12].

De zorgvolmacht verschilt van de volmacht naar gemeen recht in die zin dat hij van kracht wordt wanneer de lastgever zich in een toestand bevindt als bedoeld in de artikelen 488/1 en 488/2 Oud BW (zijnde een toestand van onbekwaamheid). De gemeenrechtelijke volmacht daarentegen houdt op uitwerking te hebben op het ogenblik dat de lastgever zich in een toestand bevindt waarnaar in voormelde artikelen wordt verwezen. Wat men bij een analyse van de reikwijdte van deze maatregel niet uit het oog mag verliezen, is het beoogde doel: een buitengerechtelijk alternatief creëren voor het geval een persoon niet meer in staat is zijn eigen vermogen te beheren teneinde een persoon aan te wijzen die zijn belangen kan behartigen in zijn plaats.

Wanneer een persoon niet meer in staat is zijn persoon of goederen te beheren, kan de vrederechter, op zijn verzoek, op verzoek van elke belanghebbende of van de procureur des Konings, te zijnen aanzien een gerechtelijke beschermingsmaatregel bevelen[13]. De procedure hiertoe is bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.[14] Deze bescherming kan betrekking hebben op de eigendom van de onbekwame persoon, zijn persoon zelf of beide. De vrederechter die een gerechtelijke beschermingsmaatregel beveelt, beslist welke handelingen met betrekking tot de eigendom, de persoon, of beide, de beschermde persoon niet meer kan uitvoeren. Bij gebreke van enige aanduiding in de beschikking, blijft de persoon in staat tot het stellen van handelingen met betrekking tot zijn eigendom en persoon. Artikel 492/1, §2 Oud Burgerlijk Wetboek voorziet in een checklist van handelingen met betrekking tot eigendom en persoon waarover de vrederechter moet beslissen. De vrederechter benoemt een bewindvoerder om de beschermde persoon bij te staan of te vertegenwoordigen bij het uitvoeren van handelingen met betrekking tot zijn bezittingen waarvoor hij onbekwaam is verklaard overeenkomstig artikel 492/1 Oud Burgerlijk Wetboek (art. 494, b) en c), Oud Burgerlijk Wetboek. Bijstand door de bewindvoerder is de regel, terwijl vertegenwoordiging alleen van toepassing is als de bijstand door de bewindvoerder niet voldoende is. Tenzij anders bepaald in de beschikking, wordt de beschermde persoon bijgestaan door zijn of haar bewindvoerder (art. 492/2, lid 2 Oud Burgerlijk Wetboek). De rechter kan de regimes ook combineren en bijvoorbeeld oordelen dat voor bepaalde handelingen een bijstandsregime geldt, maar dat voor andere handelingen een vertegenwoordigingsregime noodzakelijk is. Deze bewindvoerder is wel degelijk bevoegd om deel te nemen aan de algemene vergadering van aandeelhouders, ongeacht de rechtsvorm waarin de vennootschap is georganiseerd: « Indien de beschermde persoon beschikt over aandelen in een vennootschap, dan horen deze aandelen tot de door de bewindvoerder te beheren boedel in de mate waarin de beschermde persoon onbekwaam is verklaard. Het beheer door de bewindvoerder van deze handel impliceert eveneens de uitoefening van de hieraan verbonden rechten in de vennootschap (bv. stemrecht in de algemene vergadering), vermits deze rechten van patrimoniale aard zijn.”[15].

De regeling omtrent de zorgvolmacht heeft tot doel een situatie te regelen die, bij gebrek aan deze regeling, moet worden verholpen via een gerechtelijke beschermingsmaatregel. De gerechtelijke bewindvoerder die naar aanleiding daarvan zou worden aangewezen, zou niet onderworpen zijn aan de statutaire of wettelijke beperkingen die gelden voor de gewone volmachten binnen het vennootschapsrecht en enkel de regels van het Burgerlijk Wetboek zouden hier van toepassing zijn.

Het onderscheid met de gewone volmacht uit zich ook door het feit dat deze een einde neemt door de onbekwaamheid van de lastgever, een situatie die net degene is die beoogd is door de zorgvolmacht. Om voor de hand liggende redenen geen einde stelt de onbekwaamheid van de lastgever aan de geldigheid van de zorgvolmacht.

De zorgvolmacht dient te worden beschouwd als een wettelijke vertegenwoordiging van een persoon die hem werd verleend in het kader van een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel en is derhalve geen gemeenrechtelijke volmacht.

Gelet op bovenstaande overweging is het Comité van mening dat de klassieke statutaire en wettelijke beperkingen die gelden wanneer een persoon een volmacht geeft om deel te nemen aan de algemene vergadering van een vennootschap, niet gelden bij het gebruik van de zorgvolmacht. De zorgvolmacht maakt bovendien het voorwerp uit van een registratie in een centraal beheerd register dat geldt als authentieke bron terzake, zodat het algemeen tegenstelbaar karakter gegarandeerd wordt. Door de inschrijving van deze zorgvolmacht in het centraal beheerd register wordt de lastnemer onmiddellijk weerlegbaar vermoed rechtsgeldig te mogen optreden voor de lastgever ongeacht of de lastgever al dan niet reeds wilsonbekwaam is. Het bureau van de algemene vergadering heeft geen onderzoeksplicht of er een geldige titel aan de inschrijving ten grondslag ligt. Dit is vergelijkbaar met personen die weerlegbaar vermoed worden aandeelhouder te zijn van een rechtspersoon na hun inschrijving in het aandelenregister (cfr. artikel 5:29, 6:28 of 7:34 WVV).

6. Besluit

Op basis van de ratio legis van de zorgvolmacht en het algemene toepassingsgebied ratione materiae, moet worden besloten dat de zorgvolmacht geldt als een lex specialis ten opzichte van het WVV voor wat betreft de vertegenwoordiging van de onder bescherming geplaatste aandeelhouder, zonder enig voorbehoud naargelang het soort van de vennootschapsakte.

De persoon die optreedt op basis van een zorgvolmacht om de wilsonbekwame persoon te vertegenwoordigen kan derhalve niet beschouwd worden als een gewone lasthebber die geviseerd zou zijn door de wettelijke en statutaire beperkingen terzake, maar wel als een bijzondere buitengerechtelijke vertegenwoordiger die vergelijkbaar is met een gerechtelijke of wettelijke vertegenwoordiger.

Dit advies spreekt zich niet uit over de geldigheid en reikwijdte van een zorgvolmacht in de verhouding tussen een lastgever en lasthebber onderling en beoogt louter een advies te verlenen vanuit het oogpunt van een vennootschap die moet oordelen over de toelating van de houder van een zorgvolmacht op de algemene vergadering.


[1] Deze tekenen zich grotendeels af volgens de invalshoek van de auteurs, met name naargelang zij de problematiek benaderen vanuit het oogpunt van het burgerlijk recht, dan wel het vennootschapsrecht.

[2] E. Callens, , « Aanwending van de zorgvolmacht in de context van (patrimonium)vennootschappen: meer zorgen dan macht», TEP, 2018, p. 235, n° 14 ; A. SPRUYT en E. SPRUYT, “De intelligente zorgvolmacht: instrument van voorzienigheid en successieplanning”, in H. De Cnijf  en L. Maes (EDS.), Fiscaal Praktijkboek 2023-2024. Indirecte Belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, 2023, p. 361; V. Vanderhulst en H. Goret, « 10 jaar zorgvolmacht », Not. fisc. M, Wolters Kluwer, 2023/8, nr. 65.

[3] E. Callens, , « Aanwending van de zorgvolmacht in de context van (patrimonium)vennootschappen: meer zorgen dan macht», TEP, 2018, p. 235, nr. 14 : Hiermee wijkt de wetgever af van het gemeen lastgevingsrecht, waar een lastgeving voor onbepaalde duur wel mogelijk is. Allicht wilde de wetgever met deze regeling voorkomen dat de fundamentele vergaderrechten van de aandeelhouders zouden worden ondergraven.”

[4] F. Tainmont, J. Fonteyn, C. Liesenberg, en P. Raepsaet, «Le contenu du mandat extrajudiciaire et les pouvoirs du mandataire » in J. Sosson, (dir.), La protection extrajudiciaire et judiciaire des majeurs vulnérables, Brussel, Larcier, 2021, p. 187.

[5] A. SPRUYT en E. SPRUYT, “De intelligente zorgvolmacht: instrument van voorzienigheid en successieplanning”, in H. De Cnijf en L. Maes (EDS.), Fiscaal Praktijkboek 2023-2024. Indirecte Belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, 2023, p. 361 ; F. Tainmont, J. Fonteyn, C. Liesenberg, en P. Raepsaet, «Le contenu du mandat extrajudiciaire et les pouvoirs du mandataire » in J. Sosson, (dir.), La protection extrajudiciaire et judiciaire des majeurs vulnérables, Brussel, Larcier, 2021, p. 188 ; A. WYLLEMAN, “Art. 489 Oud BW”, in X., Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, Art. 489 – 10.

[6] E. Callens, « Aanwending van de zorgvolmacht in de context van (patrimonium)vennootschappen: meer zorgen dan macht», TEP, 2018, p. 235, nr. 14.

[7] Zoals blijkt uit de titel van afdeling 2 van Hoofdstuk II van Titel XI van Boek I van het Oud Burgerlijk Wetboek.

[8] F. Tainmont, J. Fonteyn, C. Liesenberg, en P. Raepsaet, «Le contenu du mandat extrajudiciaire et les pouvoirs du mandataire » in J. Sosson, (dir.), La protection extrajudiciaire et judiciaire des majeurs vulnérables, Brussel, Larcier, 2021, p. 189, nr. 103.

[9] Ibidem, vrij vertaald.

[10] A. WYLLEMAN, “Art. 489 Oud BW”, in X., Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, Art. 489 – 11.

[11] Zie terzake o.m. A. SPRUYT en E. SPRUYT, “De intelligente zorgvolmacht: instrument van voorzienigheid en successieplanning”, in H. DE CNIJF en L. MAES (EDS.), Fiscaal Praktijkboek 2023-2024. Indirecte Belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, 2023, p. 314-322.

[12] A. WYLLEMAN, “Art. 490 Oud BW”, in X., Personen- en familierecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, Art. 490 – 3.

[13] Art. 1238 Ger.W.

[14] Art. 1239 tot 1241 Ger.W.

[15] E. VAN DEN EEDEN, “Rol van de bewindvoerder”, in K. Rotthier, T. Wuyts, E. Van Den Eeden, J. Bogaert, Handboek bescherming wilsonbekwamen. Zorgvolmacht en bewind na de wet van 21 december 2018, Antwerpen, Kluwer, 2019, p. 367, nr. 993.